Technologie heeft de menselijke fysiologie veranderd. Het zorgt dat we anders denken, anders voelen, zelfs anders dromen. Het beïnvloedt ons geheugen, onze spanningsboog en onze slaapcycli. Dit wordt toegeschreven aan een wetenschappelijk fenomeen dat bekend staat als neuroplasticiteit, oftewel het vermogen van het brein om zijn gedrag aan te passen op basis van nieuwe ervaringen. In dit geval gaat het om de enorme hoeveelheid informatie die wordt aangeboden door het internet en interactieve technologie.
Sommige cognitieve experts hebben dit effect op de hersenen geprezen, en zijn blij dat technologie onze levens kan organiseren en onze hersenen de vrijheid kan geven om dieper te denken. Anderen vrezen dat het onze aandachtspanne beperkt, en ons minder creatief en ongeduldig heeft gemaakt als het gaat om analoge dingen.
Iedere nieuwe studie en column wordt hevig besproken, maar ieder stuk brengt ons dichter bij het antwoord op de vraag hoe technologie onze geest fundamenteel kan beïnvloeden. Hieronder vind je een paar van de belangrijkste manieren waarop technologie onze hersenen heeft veranderd, zowel positief als negatief.
1. We dromen in kleur
Televisie heeft zo’n grote invloed op onze psyché, dat het misschien zelfs onze dromen verandert. In 2008 werd in een studie van Dundee University in Schotland bevonden dat volwassen boven de leeftijd van 55 jaar, die zijn opgegroeid in een huishouden met zwart-wit televisie, waarschijnlijk ook in zwart-wit dromen. Jongere proefpersonen, die waren opgegroeid in het tijdperk van Technicolor, ervoeren hun dromen bijna altijd in kleur. De American Psychological Association bevestigde die resultaten in 2011.
Voorgaand onderzoek naar dromen, uitgevoerd tussen 1900 en 1950, suggereerde al een correlatie tussen blootstelling aan zwart-wit televisie en dromen in zwart-wit. In de jaren ’60 kwamen de kleurrijke dromen weer terug met dank aan film en televisie in kleur.
2. We ervaren FOMO…
De meldingen zijn op zijn best anekdotisch, maar FOMO (fear of missing out), een fenomeen dat door de New YorkTies wordt beschreven als “de mengelmoes van angst, ontoereikendheid en irritatie die kan optreden tijdens het bladeren door sociale media,” lijkt behoorlijk echt.
Voor de opkomst van Instagram en Facebook voelde men zich misschien een beetje schuldig of verdrietig als ze zich op een stille zaterdagavond opsloten met een glas wijn en Anchorman, in plaats van feest te vieren. Maar dankzij sociale media wordt dat gevoel versterkt door foto’s en posts van royale diners en roerige feestjes, naast eindeloze video’s van vrienden die bier achterover slaan. Ook al vind je geen van deze activiteiten leuk, je zult die steek zeker herkennen: “Zou ik nu eigenlijk iets anders aan het doen moeten zijn?” Dat is FOMO.
Er is zelfs bewijs dat het zien van de maaltijden van je vrienden op Instagram en Pinterest zorgt dat je eigen maaltijd in vergelijking smakeloos aanvoelt.
3. … en ‘fantoomvibratie-syndroom’
We zijn er nu op ingesteld dat onze telefoon altijd afgaat, ook al is dat niet zo. Uit een onderzoek uit 2012, dat werd gepubliceerd in het tijdschrift Computers and Human Behavior, bleek dat 89% van de 290 ondervraagde studenten last had van ‘fantoomvibraties’ – het fysieke gevoel dat hun telefoon trilde, ook al was dat niet het geval, eens in de twee weken. Een onderzoek onder ziekenhuismedewerkers vond vergelijkbare resultaten.
Een onderzoekspsycholoog op NPR beweerde dat fysieke sensaties, zoals een kriebel, nu door onze hersenen kunnen worden opgevat als een trillende telefoon. “Iets in je hersenen wordt geactiveerd, dat anders is dan datgene wat en paar jaar geleden werd geactiveerd,” zei hij.
Omdat niemand enorm veel last heeft van de fantoomvibraties is het gevoel meer een irritatie dan een fysiologisch probleem. Maar het blijft raar.
4. We kunnen niet slapen
Wij technofielen zijn eraan gewend om in slaap te vallen bij de zachte gloed van laptops in ons bed, die een geruststellende aflevering Futurama afspeelt om ons in slaap te sussen. Anderen eindigen misschien de dag door een hoofdstuk van The Hunger Games te lezen op hun iPad. Maar die kalmerende nachtelijke routines halen onze slaappatronen misschien wel door de war.
Neurowetenschappers vermoeden dat de gloeiende lichten, die worden uitgestraald door laptop-, tablet-, en smartphoneschermen, onrust zaaien onder de interne lichtsignalen en slaaphormonen van je lichaam. Blootstelling aan helder licht kan je hersenen laten geloven dat het nog steeds dag is, en kan mogelijk op de lange termijn effect hebben op het circadiaanse ritme (de interne klok) van je lichaam. Onze ogen zijn vooral gevoelen voor het blauwe licht dat wordt geproduceerd door schermen. Dit maakt het lastiger om in slaap te vallen, vooral voor degenen die al last hebben van slapeloosheid.
5. Ons geheugen is niet geweldig, net zoals onze spanningsboog
Een lange tijd geleden was het uit je hoofd leren van kennis een gewaardeerde vaardigheid. Zo gewaardeerd, zelfs, dat vaak van studenten werd verwacht dat ze een heel boek uit hun hoofd konden voordragen. Nu dat de hele wereld Googelt, en ieder stukje informatie praktisch in onze handen ligt, doen we geen moeite meer om feiten te onthouden – laat staan hele passages uit boeken. Wie hoeft nog te weten wat de hoofdstad van Mozambique is, als je het gewoon aan Siri kunt vragen?
In 2007 ondervroeg een neurowetenschapper 3000 mensen, en kwam die erachter dat de jongere personen zich minder goed standaard persoonlijke informatie konden herinneren, zoals de verjaardag van een bekende of zelfs hun eigen telefoonnummer. Vergelijkbare studies hebben aangetoond dat rekenmachines simpele wiskundige vaardigheden kunnen aantasten. Sommige mensen kunnen niet navigeren binnen hun eigen steden zonder de hulp van GPS.
Sociale media en het internet hebben ook een aantoonbaar negatief effect op onze aandachtspanne. Personen die veel gebruik maken van digitale media hebben moeite om voor lange tijd boeken te lezen, en gaan vaak vluchtig door online artikelen zonder ieder woord te lezen. Dit fenomeen kan vooral lastig zijn voor jonge mensen, waarvan de hersenen beïnvloedbaarder zijn en dus moeite kunnen hebben om concentratievaardigheden te ontwikkelen.
6. We hebben betere visuele vaardigheden…
Een onderzoek uit 2013 kwam erachter dat first-person shooters, zoals Halo en Call of Duty, goed zijn voor beslissende en visuele vermogens. Deze meeslepende spellen forceren spelers om snelle beslissingen te nemen op basis van visuele aanwijzingen, wat een positief effect heeft op visuospatiële aandacht (het vermogen om details uit je fysieke omgeving te verwerken). Gamers zijn ook beter in het opmerken van contrast tussen objecten in slecht verlichte ruimtes.
Ondertussen kunnen complexe spellen & virtual reality op strategiebasis, zoals Starcraft, invloed hebben op de “cognitieve flexibiliteit” van de hersenen, oftewel de vaardigheid om te wisselen tussen taken en zo te multitasken. Dit was vooral waar onder oudere proefpersonen.
7. …Maar slechtere impulscontrole
Helaas ondervond diezelfde studie uit 2013 dat spellen zoals Halo beperkend kunnen werken op het vermogen van spelers om impulsief of agressief gedrag te beheersen. Onderzoekers concludeerden dat de spelers, omdat ze werden geforceerd om snel te reageren in gewelddadige situaties, minder ‘proactieve uitvoeringscontrole’ hadden over impulsieve reacties en stimuli – ze zouden dus eerder reageren met onmiddellijke, onbeheerste vijandigheid of agressie in het echte leven.
Andere studies hebben het verband tussen gewelddadige videogames (en andere gewelddadige vormen van media) en agressie- en aandachtsproblemen bevestigd.
8. We maken meer
Om af te sluiten met een positieve noot: Technologie maakt het makkelijker voor zowel artiesten als non-artiesten om zich bezig te houden met creatieve media. Auteur Clay Shirkey beweert dat het Internet positieve invloed heeft op iets dat hij bestempelt als ‘cognitieve surplus,’ de extra uren en mentale moeite die we kunnen steken in activiteiten en doelstellingen waar we van genieten. Volgens Shirkey drijven sociale media gebruikers aan om zich bezig te houden met teksten, beelden en video’s op een manier die televisie niet kan evenaren. Omdat sociale media een cultuur van delen promoten, voelen gebruikers zich meer geneigd om zelf iets te maken en delen – of dat nu een album is op Flickr, een boekreview, een bijdrage aan Wikipedia, of een doe-het-zelfproject.
“We doen dingen omdat ze interessant zijn, omdat ze ons bezig houden, omdat ze het juiste zijn om te doen, omdat ze bijdragen aan de wereld,” zegt Daniel Pink, auteur van Drive: The Surprising Truth About What Motivates Us, in een gesprek met Wired en Shirkey.
“Zodra we niet meer over al die tijd nadenken als individuele minuten, die moeten worden besteed, maar als een sociaal bronmateriaal dat kan worden gebruikt, ziet het er allemaal heel anders uit,” zei Shirkey. “De totale vrije tijd van de opgeleide mensen van de wereld – misschien een biljoen uur per jaar – is een nieuwe bron van mogelijkheden.”